3.3.1 Probleemsturing

Probleemsturing verwijst naar het uitgaan van een concrete probleemsituatie om die vervolgens gestructureerd didactisch uit te (laten) werken. 

Hoe doe ik dat?

  1. U gaat uit van uw eigen persoonlijke leerplan
  2. U biedt vervolgens een entreetoets aan, waarmee u:
    a)  de student motiveert tot leren;
    b)  het beginniveau van de student vaststelt;
  3. U vervolgt met een levendige praktijksituatie (casus), die
        relevantie en belang van het onderwerp duidelijk maakt
       en inzicht geeft in de wijze waarop men de gewenste
       competenties kan verwerven
  4. U gaat over op inhoudelijke informatie
  5. U combineert diverse werkvormen met uitwisseling via communities om met vakgenoten te reflecteren
  6. U maakt een eindtoets, waarmee u: 
    a) eindniveau van de student vaststellt;
    b) progressie meet t.o.v. entreetoets;
    c) prestaties met (eind)certificaat beloont;
  7. U gebruikt de mogelijkheid om zelf een ELO te maken om:
    a) als student de docentrol te vervullen;
    b) het ELO-concept te gebruiken als persoonlijk portfolio
        of professioneel platform. 
  8. U sluit af met de vraag om feedback van de student.

Meer weten? Zie Didactische technieken