2.2.7 Checklist
REDEN
- Waarop sluit het leerarrangement aan binnen de school? Welke lespraktijk, welke positieve ontwikkelingen, welke problemen?
- Welke koersuitspraken binnen de school passen goed bij de opzet van een leerarrangement?
- Wat wil de docent de leerling leren en wat wil de leerling zelf leren?
- Wat is het leerdoel?
- Welke andere dan leerstofdoelen worden nagestreefd?
ROUTE
- Welke start(er) en afsluiting heeft het leerarrangement?
- Wanneer zijn er docent- of methodegestuurde momenten, wanneer is er gedeelde sturing en wanneer leren de leerlingen zelfstandig?
- Bevat het leerarrangement routepaaltjes voor fasen in het leerproces?
- Hoe zijn de momenten van instructie, geleide verwerking, zelfwerkzaamheid, toetsing en reparatie te herkennen?
- Bevat het leerarrangement markeringsmomenten waarop de docent van rol verandert?
RELATIE CONTACTLES, KWT EN WERK THUIS
- Hoe is contacttijd (lestijd, kwt, ev. studiehuis) en niet-contacttijd (studiehuis, thuis en/of elders) ingevuld?
- Hoe staan activiteiten in contacttijd en niet-contacttijd in relatie tot elkaar?
- Hoe worden verbindingen gelegd?
- Wat doe je in contacttijd om leerlingen in niet-contacttijd aan het werk te krijgen?
ROLLEN
- Wanneer neemt de docent een bepaalde rol op zich? In welke fase van het leerproces?
- Wanneer neemt de leerling een bepaalde rol op zich? In welke fase van het leerproces? De leerling kan inhoudelijk 'expert' zijn, maar ook procedurebewaker, voorzitter, luisteraar, onderzoeker, ontwerper, schrijver, presentator, enz.
RUIMTE
- Wat is de ruimte voor leraar en leerlingen om eigen keuzes te maken en 'eigen' invulling te geven binnen het arrangement?
- Versterkt het arrangement het geloof en plezier in eigen kunnen van de leerling? Op welke manier?
- Kunnen leerlingen binnen het arrangement iets 'ondernemen' zonder de hulp van anderen?
RESULTAAT
- Wat is de leerinhoud?
- Welke resultaten moeten leerlingen opleveren?
- Wat wordt getoetst? Maak hierbij onderscheid tussen reproductieve en productieve kennis, vaardigheden, houdingsaspecten.
- Welke tussenproducten en welk eindproduct moet de leerling opleveren?
- Welke beoordelingscriteria gelden voor die verschillende producten?
- Welke toetsvormen worden gehanteerd?
- Welke andere leerling kenmerken, behalve het niveau - uitgedrukt in cijfers - worden getoetst?
REFLECTIE
- Stimuleert het leerarrangement tijdens het werken de leerlingen na te denken over de wijze waarop zij leren?
- Reflecteren de leerlingen achteraf op het doorgemaakte proces en hun eigen positie daarin?
- Op welke wijze is reflectie georganiseerd, zodat de leerlingen in dialoog met elkaar terugblikken?
- Reflecteren de leerlingen achteraf op het resultaat en de kwaliteit daarvan?
- Op welke wijze vindt er terugkoppeling plaats van de leerling naar de docent en andersom?
Meer weten? Zie Leerlandschapsmodel