2.2.2 Flexibel

Leerlingen werken, al of niet aan de hand van een studiewijzer, zelfstandig de methode door. Dat betekent dat de methode veel houvast biedt, maar daardoor ook nogal rigide is. Dat vraagt om het aanbrengen van bewuste variatie.   

Hoe doe ik dat? 

  1. U behoedt uw leerlingen voor (te) eenzijdige kennis. De leerstof is vaak zo abstract geformuleerd dat het in een aantal gevallen nog weinig raakvlakken heeft met de alledaagse werkelijkheid
  2. U voorkomt dat het zelfsturende karakter van de methode als debiliserend wordt ervaren. 
  3. U waakt er voor dat de methode de verantwoordelijkheid van de leerling overneemt en deze zich geen eigenaar meer voelt
  4. U zorgt voor uitdagende, contextrijke opdrachten
  5. U realiseert zich, en maakt de leerlingen duidelijk, dat deze methode gezien moet worden als één van de bronnen waaruit de leerling kan putten om te leren.

Meer weten? Zie Leerlandschapsmodel